Er was eens een man
die versdichten kan
hij zocht naar de vrouw van zijn leven.
Tot op een moment
dat elkieder kent
hij de grond onder zijn voeten voelde beven.
Wat zag hij aldaar
een meisje zowaar
van schoonheid in geen boeken beschreven.
Ze had bovendien
dat kon hij wel zien
een brein dat zijn gedachten deed zweven.
Hij verloor zich compleet
aan die liefdesmagneet
en liet zich vervoeren in dromen.
Alras verklaard,
z'is mijn liefde waard
wou hij voor haar alles bekomen.
Maar het moch niet zijn
in't verschiet lag de pijn
die explosie was van korte duur.
Ze zag hem wel staan
maar liet hem toch gaan
het voelde iets tè prematuur.
Nu dwaalt hij wat rond
het hoofd ongezond
en zijn hart bloedt stilletjes leeg.
Het contrast is zo koel
verstand en gevoel
hard missend dat wat hij ooit kreeg.
Nu hoopt hij terstond
waarop de dag komt
dat zij hem in haar boezem omsluit.
Hoewel hij wel weet
maar liever vergeet,
het was haar onwrikbaar besluit.
Hij weet niet wat nu
en treurt continu
zijn verstand krijgt het hart niet te pakken.
Hij zegt enkel gestaag
ik zie je doodgraag
en laat zich door tranen uitvlakken.