Ik zal vleugels moeten groeien,
want als de tijd vliegt
kan ik het niet verkroppen
dat het aan me voorbij gaat.
Je eigen bevroren momenten
zijn aan mij niet besteed.
Jouw ogenblikken zijn gevangen
in het zand in mijn handen,
langzaam wegstromend
verdwijnend in de grond.
Je handen gebonden met draad
ijzerkoud, het doet mij niets.
Het dunne lijntje dat jou
aan mij verbind, of eigenlijk
verbond - afgeschroeit -
losgelaten en vergeten.
Glijdend verlaat je het ijs
dat je onder jezelf hebt gelegd.
Het smeltwater waarvan je drinkt
zou mij hebben ondergetrokken
onderstromen, politiek, spelletjes
die mij niet langer aanstaan.
Één laatste ijsblik geef je me
verdwenen achter een rookgordijn.
Het laaste druppeltje, zoutig
valt van je blauwe kijkers
als ze eindelijk ontdooien
al is het nu wel te laat.