Volgens ons komen we op het punt dat we wat deuren aan dit verhaal moeten toevoegen. Waar waren we?
Hans was van het jaloerse soort dus toen hij op een onbewaakt ogenblik thuiskwam, terwijl net buurman Herman wat vloeitjes kwam lenen van Annelies (en dat terwijl hij gans niet rookte), duwde Annelies Herman de voorkamer in en sloot de deur. "Wat ruik ik hier toch", vroeg Hans. "Dat is de afvoer" zei Annelies, die vond dat dat niet echt gelogen was aangezien ze Herman zojuist afgevoerd had. Hans draaide hierop een sjekkie om de stank te kunnen verdrijven. "De pils is ook bijna op", beet hij Annelies toe. Herman vond inmiddels in de voorkamer een Livera tasje. Zijn aandacht was getrokken.
Wat een opruierig eind. Als we het nu wat absurd willen maken schrijven we:
In het tasje zat een deur. Herman trok zijn zweterige schoenen uit en klom in het tasje om de deur binnen te gaan. Bijna meteen had hij spijt van het feit dat hij zijn schoenen had uitgedaan. In de nauwe gang namelijk achter de deur lag het vol duivenstront. Nu had hij daar wel ervaring mee, maar liever had hij zijn oude duivenmelkschoenen erbij aangehad. Hoe kon hij zo ooit Annelies weer onder ogen komen?
Inmiddels stommelde Hans de voorkamer in en zag daar een Livera-tasje en een paar oude duivenmelker-schoenen. Hier was duidelijk stront aan de knikker. "Annelies, wat heeft dit te betekenen? Is dit wat ik denk dat het is?"
Wordt vervolgd
De Nifter en Oorlam