Ze vroeg zich af waarom ze weer in deze
stinkende rotstad terecht was gekomen.
Hier, waar de dag van haar verbranding nog altijd gevierd werd,
was toch niets te halen behalve angst?
Ze herinnerde het zich.
Het was zeker duizend bomen geleden dat ze hier,
op het marktplein, haar bekentenis had gedaan.
De onnodige bekentenis dat zij onsterfelijk was, erger nog
dat zij over heksenkunsten beschikte.
Ze had zich zo verbaasd dat haar fel geblazen spreuken
niet werkte toen de toehoorders hun oordeel klaar hadden
en als razende touw, takken en andere brandbare materialen
begonnen te verzamelen.
"Waar is Lucifer wanneer je haar nodig hebt?" dacht ze.
De toehoorders wisten het wel en staken de fik er in, meedogenloos.
Honderd manen brandde ze, zichtbaar voor iedereen, als voorbeeld.
Nu was ze dus terug op deze vermaledijde plek en zag
de zelfde toehoorders.
De zelfde toehoorders die een ander jong meisje veroordeelden tot de stapel.
Ze werd tot op het bot afgebrand, haar fel geblazen spreuken hielpen niet.
Verdomd, deze hele stad was behekst.
Opeens besefte ze waarom ze hier weer naartoe was gedirigeerd.
Om te leren.
Te leren dat niet iedereen hoeft te weten wat jij weet.
Te leren dat spreken soms dom is en dat zwijgen blaren kan voorkomen.
Ze glimlachte, sloeg een kruisje naar Lucifer en stapte op haar bezem.
Vaarwel Amsterdam, hier kom ik nimmer meer terug! schalde ze.
Ze had genoeg gezien, genoeg geleerd.