Duisternis daalt neer op vervallen graven.
Een uil roept klaaglijk door de nacht.
Een onbestemd gevoel maakt zich van mij meester.
Opeens verlies ik alle kracht.
Want het lijkt of er iemand in een hoekje staat.
Iemand die ik heel goed heb gekend.
Van schrik krijg ik geen geluid uit mijn keel.
Maar ja, middernacht stond er om bekend.
Een koude rilling trilt langs mijn ruggegraat,
hoe kan het dat jij opeens voor me staat?
Ik wil je wat vragen, maar de lucht trekt dicht,
als de mist optrekt is het al te laat.
Het duister daalt neer over vervallen graven,
ik sta hier nog, na middernacht.
Nu begint het ook nog eens te regenen,
ik zak door mijn knieƫn en huil zacht.