De mooie ouwe dag
Er was eens een man uit Oostende
van honderd, hij smeekte naar ’t ende
hij at langs een buis
van ’t Wit-Gele kruis
geneeskunde, wat een ellende.
Mijnheer was zo doof als een pot
zijn vrouwtje die was al bij God
hij liet alles lopen
had pampers met hopen
geneeskunde, wat een genot.
Zijn mondhoek hing naar beneden
had moeite om zich te kleden
een been was verlamd
de vingers verkrampt
zijn testament was al verleden.
De man zag geen zier voor zijn ogen
een verpleegster had mededogen
was uit op zijn geld
ze had het geteld
hij ging dood en ’t was overwogen.
Wat ligt hij toch mooi in zijn kist
geen bloemen maar mat gevernist
geen mens in de kerk
het is Gods werk
Jammer… dat zijn hondje hem mist.