Ik ben als een poëet die zich
op donderdagavond afvraagt of
het juist is dat ik naast je lig terwijl ‘k
me lovend uit over je gelaat.
Ik ben als een ridder die nimmer
het gevecht opgeeft om de duisternis
niet enkel te overwinnen, maar hem als een
zelfmoordenaar te lijf gaat.
Ik ben als een leerling die altijd
en eeuwig de lessen leert die hij geleerd heeft
door onder de ondraaglijkheid van de storm
toch nog door het stof durft te kruipen.
Als een mens zal ik echter mijn vorm
langzaam maar zeker verliezen.
En aan het eind zal ik je vragen:
“Is er liefde na de dood?”