hoor de golven breken
tegen de zachte kade
waar meeuwen schrikken
en ik met natte voeten sta
enkel mijn glimlach bleef
en weer
voelde ik het water
dichterbij komen
en ik stapte naar voren
telkens verder en verder
een waas van water
overspoelde mij
in mijn ogen verdronk ik
door alles wat ik heb gevoeld
het koude van het water
het zoute van de tranen
een drenkeling
werd ik echter nooit