Daar stond ze voor het raam,ze keek hem na toen hij zei:ik moet gaan.
Het duurde al veels te lang, ze slikte even een traan gleed over haar wang.
Ze hadden al zoveel meegemaakt, over alles kon ze met hem praten.
En nu ging hij haar verlaten.
Ze voelde niks meer, stond daar als verdoofd.
Voelde de tranen niet over haar wangen glijden.
Ze wou dat ze dat beklemmende gevoel uit haar hart kon bevrijden.
Deed toen de deur achter haar dicht en liep door de lange gang.
Ze moest wel zonder hem, maar het maakte haar bang.
Iedere nacht in het maanlicht sloot ze haar ogen en zag nog zijn gezicht.