Zigeunerhart (II)
Neem mijn zigeunerhart,
ik zit hier op de rand van het bed in het stof te bijten,
een kille zon stijgt vermoeid, de lucht is bloedrood,
en ik adem in en uit
(en in en uit en in en uit)
maar dik stof vult mijn longen
Amanda rust haar hoofd op haar kussen,
blonde haren vormen een krans
mijn dwaze twijfels zijn spijkers
die haar vastnagelen
En van mijn gebroken hart;
duizend scherven
kruipen aarzelend terug bij haar in bed
(houd me vast, houd me vast)
Ik wil niet meer breken,
maar weet niet zo goed meer,
waar ik voor sta;
stof laat zich nooit helemaal afkloppen
En achter de horizon begint een nieuwe dag
en achter mijn stramme rug draait Amanda zich nog eenmaal om,
reikt en tast naar een lege plek
waar haar fragiele hart klopt
totdat
het tot stof verwordt
(sorry, sorry, sorry
maar zo vluchtig is het nooit geweest)