Jij zegt nee, ik zeg ja
Jij zegt blijf, ik zeg ga.
Ik zeg weinig, jij zegt veel
Ik zeg half, jij zegt heel.
Jij zegt dik, ik zeg dun
Jij zegt ik, ik zeg hun.
Ik zeg morgen, jij zegt vandaag
Jij zegt hoog, ik zeg laag.
Ik zeg lelijk, jij zegt goed
Jij zegt zwak, ik zeg moed.
Ik zeg nooit, jij zegt altijd
Jij zegt tevreden, ik zeg spijt.
Ik zeg oké, jij zegt oké
Jij zegt ‘ik geef op’ & ik knik mee.