Zij legden hem in een soort van tunnel
hij voelde zich een vies insekt
een virus of bacterie
ze loerden dichtbij zijn ogen huig en neus
apparaten snoven venijnig in zijn oren
Hij kon er nooit aan wennen
nu hij zes en tachtig was geworden
die hartbewaking en het scannen
bloeddruk meten operaties
zusters die bij ieder nieuwe piep
lampjes knipperend in het geniep
op hoge poten kwamen rennen
Waar was hij na een diepe coma
bij zijn ouders of zijn oma
maar dat kon niet die waren allang gestorven
en in hun eeuwig graf gedolven
Hij kon eindelijk wat beter zien
en zag een zaal met operatielampen
hij voelde leven in zijn krimpend krampen
en hoorde ver gezang en trommels stampen
hij tastte langs zijn rug en laken
klein geworden als een zuigeling
twee weke vleugels ontvouwden zich
en fladderden in een twinkeling
Als een vlinder ontwakend uit zijn pop
was hij zijn ruimte aan het doorwaden
de wezens buiten waren reuzen
hij tastte langs zijn glazen schrijn
wat was het heerlijk om echt thuis te zijn
hij opende de deksel
van zijn voormalige couveuse
De zaal werd koningsblauw verlicht
met engelen in groene weiden
breedbeeld verzadigd vergezicht
een marmeren steen door engelen gekust
met witte lelies linten paarse zijde
gezonden naar het hier en eeuwig rust
Zij zeiden:
Wees welkom kleine nieuwe prins
aanschouw het leven nu van gene zijde