Als een onschendbare deken,
strak, van rimpels ontdaan
Ligt het meer mij aan te staren
Alsof ik 't iets heb aangedaan.
Als een glinsterende spiegel,
glanzend, vol van licht
Schijnt het alle zonnestralen
Recht op mijn gezicht.
Als een vaste, sterke massa,
lijkt het water één geheel
Totdat ik straks het steentje gooi
Waarmee ik voorzichtig speel.
Stevig ligt het meertje mij
zelfverzekerd aan te staren
Totdat er straks een bootje door
het oppervlak zal varen.
Ik zwaai eens naar het meertje,
en lach naar het gezicht
dat kronkelend wordt afgebeeld
in het rode avondlicht.
Als een veertje strijkt de wind
langs het wateroppervlak
Totdat ik hard mijn steentje wierp
die de betovering verbrak.
Ester Schotten, juni '09