Het raam staat open.
Met mijn hoofd rustend op mijn armen staar ik naar buiten.
De koude druppels voel ik niet eens.
De tijd lijkt stil te staan en mijn ogen zijn gericht op het niets.
Verdwenen in onuitgesproken woorden.
En nu jij er niet meer bent weet ik,
Als ik straks opsta en mijn natte haar een spoor achterlaat van verdwaalde druppels,
Zal ik niemand horen zeggen “Straks wordt je nog ziek.”