Het doet me nog steeds wat,
als ik je zo langs me heen zie gaan,
Afvragend hoe het zal zijn,
als je stopte en naast me zou staan,
Dat je die glinsterende ogen,
weer naar mij toe richt,
De donkere dagen in mijn leven,
daarmee verlicht,
Ik krijg enkel een opgeheven hoofd,
en de rug naar me toe gekeerd,
Wat ik ook doe of zeg,
nooit goed genoeg, of altijd verkeerd,
Mijn lichaam vult zich met boosheid,
met afschuw maar vooral met verdriet,
En het is niet eens mijn schuld,
jij was het toch, die mij verliet!
Nu kijk je me aan met die ogen,
zoals je altijd naar me deed,
En gelijk is het alsof,
ik al het slechte weer vergeet,
Wil ik je lippen op de mijne,
en je armen stevig om me heen,
Even met z'n tweeen,
even niet alleen,
Maar ik schut mijn hoofd even,
en zie je de hoek omgaan,
En nog betrap ik mezelf,
op een enkele traan,
Het liefst wil ik jouw meisje zijn,
maar je hebt er al een,
Nu is er geen plek voor me,
daar kan ik dus niet omheen,