Al waren mijn handen niet gebonden,
kon ik op eigen benen lopen.
Werd ik veroordeeld
als een gevangene te leven.
Al mijn dromen en verlangens,
stierven als sneeuw voor de zon.
Één voor één moest ik ze uit mijn gedachten weren,
behalve die ene droom.
Die ene droom,
die ooit toen is begonnen.
Die droom van helder licht,
die alle duisternis verdreef.
Dat helder licht dat me bevrijdde
om weer voluit te kunnen leven