er dolen zwervers door de straten van de stad,
teringlijers zijn nog niet half zo vuil als mij
doch, ik ben niet jaloers,
die sukkels zullen namelijk nooit weten hoe heerlijk het voelt om kapot en gebroken terug te komen van hard labeur,
dat is juist, eer aan de werkman, vechtend voor elke rotte cent, ook al zal het mijn gelaat tekenen net zoals het nu mijn karakter kerft.
in geen dagen mij meer geschoren, de spiegel? het kan het niets schelen,
tot op heden nog niet,
met mijn kleren rijp voor het stort, uitgewassen uitgerafeld,en fris,
heb ik nog steeds klasse, ardbeidersklasse dat wil zeggen.
mijn gevoel verstrengelt zich met de whiskey die in teugen naar binnen glijd.
niet dat ik aan de fles geketend ben, maar na een dag van vijftien uur kunnen mijn ogen wel wat ondersteuning gebruiken,
mijn week oude baard voelt aan als prikkeldraad, en ook dat baat het gevoel bij.
op de achtergrond klinktie de stem van phil collins, die kerel weet nog altijd te zingen met het zelfde gevoel als dat die kerel drumt.
mijn hersens maken sprongen, en bedenk hoe vreemd het is dat de tijd geen wetenschappelijk instrument blijkt in mijn geheugen,
was het vijf minuten geleden nog negentienhonderdvierennegentig, dan flits ik nu terug naar negentienhonderdvijfentachtig,
de beelden die komen relateren zich tot geen enkele referentie meer.
ik ben blij dat ik in mijn vertrouwde omgeving ben terug gerehabiliteerd,
gewoon blij, lamzalig gelukkig, maar wat had je dan gewild?
een douche zou me weliswaar niet misstaan, doch ik waad mij noch even in mijn eigen lijfgeur.
en loop nu in cirkels rond,
de televisie schiet beelden de kamer binnen maar geen enkele weet mij te raken.
dus executeer ik zijn frequentie zodat ook de avond schemeren zal,
schemer-donker dankzij het dimlicht, niet dat het romantisch moet worden, maar mijn ogen hebben simpelweg nood aan wat gerelaxeerde tijd.
shit 'tis heerlijk hier in mijn bubbel, in mijn vacuum waar ik ontsnappen kan aan de wereld.
realiteit begint zich van haar plichten te verzaken en er mengen zich vrije gedachten in de neocortex,
hoe zou dit alles in mijn dna strengen beschreven worden?, in dit simpel lint met achtien karakters bestaand uit koolstof en nog wat andere elementen,
wat is de dna structuur van een glas whiskey-cola, en zouden we die in de toekomst ook kunnen klonen?
zouden ze uit mijn strengen een glas whiskey-cola kunnen kweken?
maar toch als ze een nieuwe ik kunnen creeeren, dan is het moraal toch alleen maar juist dat ze het oudere type opruimen omdat er geen behoefte is aan een minderwaardig exemplaar,
oké mischien zouden ze mij dan nog kunnen gebruiken voor een voor-en-na propaganda filmpje, dan is mijn steentje bijgedragen aan een cultuur en kan ik stoppen met schrijven,
een bijdrage zo nutteloos als die van onze vriend ché guevara de voorvechter tegen het commerciele en jaren na mijn dood verkocht worden op elk vlaggetje en petje in tankstations wereldwijd, de idealen zouden me kenmerken, en mensen zouden zich met mij willen identificeren op rock festivals en studentenhuizen, zijn de posters met diepezinnige blik nog altijd met punaises tegen menigte studenten muren genageld? heb je je vriendin je hoog gewaardeerde idealen tot ontroerens toe gedeclameerd voor je haar tegen de muur hebt genageld?
zelfs de machtswellustelingen van de nieuwe eeuw,
politiekers zullen mij citeren zodat ze hun overbeschermde maatregelen kracht bij kunnen zetten, de cirkel zou verder draaien met enkel de namen die zouden wijzigen, en woorden die voor eeuwig hol blijven en echoën over de kasseien van de wetstraten.
als ik een spiegel zou opzoeken dan kon ik zien hoe mijn voorhoofd gekliefd wordt door de oneeuwigheid die ik uitstraal.
de tijdelijkheid van mijn wezen vangt zonder sinecure elke klap op,
en elke klap laat zijn inkerving achter, het geeft me meer karakter, ik weet het, het is me vertelt.
ik weet dat ik ooit een jonge telg was, maar shit ik zou het niet meer willen zijn,
nu ongeveer zou ik mijn charmes moeten krijgen, maar inplaats daarvan word ik harder en botter,
let op harder en botter, niet bitter, want kijk zelfs hier in de proza kom ik met een metafoor,
ik ben geen mes dat zijn levenlang door de boter heen heeft mogen glijden,
eerder het mes dat gehakkelt en uitgevreten is door harde botjes en granieten bladen,
mischien een paar keer gebruikt om een schroef terug vast te draaien,
nooit verlegen om wat roest te verzamelen voor het bijsnoeien van een wildgroeiende bloem.
en als je mijn naam wou weten, kan ik enkel zeggen dat het niet de moeite waard is naar raden.
noem me maar de stilte, gespeld door de wind die een rozenstruik haar geur ontsluiert.