In mijn kinderjaren, had ik duizende vragen,
onbeantwoord natuurlijk, we hadden een groot gezin,
maar de meeste vragen gingen over de zondagen,
gegrift in een kwellende herinnering.
Het opstaan in de vroege ochtenduren,
aangekleed met wolle kleding naar de kerk,
buren die door het raam naar buiten gluurde,
iedereen opgepakt thuis, niemand naar zijn werk,
mijn God en hoelang die rot dag duurde!
Gebreide wolle trui, jeuk tot aan het bot,
stijf als een houten plank in de kerkbank,
een preek van een uur, ik verveelde me rot,
uiteindelijk het "Onze Vader"...God zij dank!
In een rij, in gelid, naar Oma en Opa toe,
in grote broer's schoenen, waarin ik verzoop,
de weg naar Loosduinen, lopend, wat was ik moe,
als je uiteindelijk daar binnen droop...
Verplicht zoenen het prikken van Oma"s snor,
de ouwe kanarie, die al jaren niet meer floot,
opa's pijptabak, de lucht, mijn God, wat goor,
mijn schoenen van plastic, waren zondag's lood.
De stilte, de uitgestorven straten,
buiten spelen was taboe, een etiket op je educatie,
wat ben ik die zondagen gaan haten,
het heeft geleid tot deze frustratie.
De kerk, familiebezoek, zitten in het gareel,
het leidde allemaal tot ergernis,
en soms als ik me op zondag weer eens verveel,
dank ik God weder als het weer maandag is!