in de spiegel verwacht ik mij zelf niet.
mijn ogen strooien slechts visie ,ze vluchten ,projecteren ,dit schrift ,mijn rede.
de triestheid van mijn woord is hard en doet mij walgen.
in de stilte schreeuwt het ,het vervloekt luit mijn bede.
zacht spreek ik mijn zwarte tragiek en langzaam sterft de klinkende jammer af even redig met zijn betekenis.
ik beschuldig mijn wil ziek ,spuug mijn spijt ,mijn critiek ,maar dit pleidooi is niets vergeleken bij wat ik voel.
het vonnis is de schoonheid voor dat wat ik in zie.
mijn te verwijten doel.
distructie