vrij als een vlinder, vlieg ik daar.
Ik vlieg o ver de wolken over de zee tot dat de zon ondergaat.
Ik adem in en adem uit, ik zo klein maar fijn,
wat is het toch fijn een vlindertje te zijn.
Als de zon eenmaal onder is gegaan en het laatste
rode gloed aan de hemel verdwijnt ben ik weer
vol van nieuwe energie en vreugde en kan ook ik weer genieten van de levens geneugten.
Uiteindelijk zoek ik dan een mooie bloem en rust in zijn armen,
hopende dat hij me tot morgen zou kunnen verwarmen.