het was daar dat ik lag
in de offerande van de nakende volle maan
ze keek me diep in de donkere ogen
daar ik wist dat in mijn diepste wezen
ik het kind ben van die nacht
en de vloek meedraag
van duizend doodgeborenen
die me achtervolgen tot in de diepste slaap
en mij hier verweesd achter laten
zij daarintegen was speels en levend,
bezat een leven volgestampt met dromen
lieve kleine ultraviolette dromen impulsief als zonlicht
daar ik was: de spiegelzijde van de maan
daar ik haar godenbeeld weerkaatste
doch ik geloofde in haar als symbool,
in al haar schittering
en liet haar beeld weerspiegelen
op mijn opwellende lichaam
zoekend naar de beginselen van haar adem,
mijn longen fungerende als directe injectiemotoren
zuivere zuurstof alchimerend naar adrenaline
daar haar hart gaten slaat in mijn ziel
was het benauwd in het vacuum van de nacht
ik stormde af op een verlichtte haven
veilig in de moederschoot opgeworpen als baken,
sloot haar lichaam zich rond het mijne,
en werd een gevleugeld wezen bevangen
in het hart van de roos
hoe harder ik probeerde los te komen
hoe verstrengelder ik geraakte
en hoe onmonderiger ik ervan werd
rond haar lichaam vertoefde
een dieprode ontwapende gloed
zoals alleen geborgenheid het inbed
en toen haar zachtste hand
de zachste aanraking vormde
op mijn hardste hoofd,
liggende in de duisterste nacht
en mijn prachtigste lichaam
daar ten prooi viel aan
de mooiste droom
en droomde
het mooiste
het...
liefste jou