Het blaadje dat niet vallen wou...
Wat leefden zij hier heel tevreden...
de oude schilder en zijn vrouw.
Heel vaak had zij hier om gebeden...
dat het steeds zo blijven zou.
Maar 't had nu een eind genomen...
zij werd ziek, o wat een kruis.
Het was zo onverwacht gekomen...
zij lag nu in het ziekenhuis.
De dokter had geen hoop gegeven...
dat zij ooit genezen zou.
Dat dit moest komen in ons leven...
ach, waarom moest dit dan nou.
Voor 't raam waar zij nu was gelegen...
stond een grote hazelaar.
Die boom werd voor haar een zegen...
die boom, was een troost voor haar.
Als zij daar lag in erge pijnen...
keek ze naar zijn bladerpracht.
Maar toen de herfst weer was gekomen...
zag men nu de bomen staan.
Ze waren door de najaarsstormen...
van hun bladerdos ontdaan.
Haar boom had ook zijn deel gegeven...
daar stond hij nu, heel naakt en kaal.
Eén blaadje was er nog gebleven...
het was het laatste, van allemaal.
Zij riep nu in al haar pijnen...
ach blaadje, blijf daar nog wat staan.
Als jij nu ook nog gaat verdwijnen...
is het ook met mij gedaan.
Maar het blaadje is gebleven...
het blaadje stelde haar gerust.
Het heeft haar weer moed gegeven...
het gaf haar weer levenslust.
Dat zij nu weer is genezen...
kwam toch door dat ene blad.
Dat hij in zijn grote wanhoop...
zelf op haar raam geschilderd had.