Met dicht geknepen ogen gluur ik
Tussen mijn wimpers door
Naar een wereld
Het licht ongefilterd
Contouren die niet langer meer zijn
Een onherroepelijke waas
Littekens zo vers
Het bloeden onstelpbaar
Gevoelens niets meer
Een illusie die bestaat
Levend in mijn dromen
Gedaantes van de angst
Die de dag overnemen
Heersend in het koninkrijk
Gecreƫerd door niemand minder
Dan het geluk dat ik ook kende
Hij die het geloof ooit bracht
De valse gedaante
van het geboren geluk verloochenend
Als de eenzaamheid die in stilte wacht
Hoor je hem,
Zijn zachte spottende adem?
Voel je hem,
Zijn vinger over je ruggengraat?
En toch
Zolang het alleen de ogen zijn die branden
Niet waarnemen
Is er altijd nog een weg terug.