Ik kijk naar boven, en ik zie jouw aanwezigheid,
Ik voel je hunker, naar de toets van m’n geest
Je onbeloofd verlangen, naar mijn wens bij jouw te zijn
Al kan dat nooit genoeg zijn, jij, diepe vlek van onbekendheid,
Een kras uit het verleden, een traan op het heden, een stilte soms zo luid.
Als is de hemel nog zo donker, de grauwe vlekken van lucht leken nooit zo mooi,
Als ik je voel, je smacht , je hoop om dichter te komen,
al reeds een snik, omdat slechts jouw naam een foto kerft in mijn schrale leven
nog geen borst, wel trots en schuchterheid heb je me gegeven,
een naam onbesproken, een gevoel uitgewoond
Jij die wel jij bent zoals een ander jij niet hoeft te zijn,
Soms wel u, in mijn ogen, onbekend noch onbemind
De palmende liefde van een vrouwenhand
Geen ander kan het ooit vervullen, dat gevoel dat je me ooit geven zal
Als ik ooit bij je ben, glimlachend als nu, daar is ze weer