Een deftige heer met witte jas
Komt binnen
De assistent, aarzelend nog
Maar keurig in zijn pas
Zo mevrouw wat is er aan de hand
Zegmaar wat er is
Ik ben de beste van het land
Ik die me nooit vergis
Ik vertelde van
Verlamming aan de linkerkant
En nog van alles in die trant
Plots werd die nette heer vreselijk boos
Maar mevrouw wat bent u dom
Denkt u dat ik daar voor kom
’t was de verkeerde dokter die ik koos
hij was een rechterkantenspecialist
net of ik dat wist
hij vond het een enorme flater
en ik
ik bleef zitten met een kater