De handen die haar zouden
moeten beschermen voor het
kijken naar de wereld, met de
vingers gespreid, en toch
nog gluren door de greten
van de krassen op haar ziel.
Binden zij zich vast, rond,
zonder ruimte te laten
voor één enkele hap naar
lucht. Samen met de voeten
die de grond niet meer
raakten. En de meters daartussen.
Eindeloos.