een fel vederlicht, verlicht een open canvas
vervaardigt uit rafelende vezels,
een mensenwezen ontvlucht
de doodsklucht stervend in zijn hielen
open mond happend naar een laatste adem
niet wetende dat het zijn laatste vijf gram uitblaast
een laatste kracht bracht hem tot de top,
de huilende wind die diep in de vallei
raaskallend uitwaast
was zijn laatste relaas
boven zijn hunnebed hangt een wolkenbed
dat dromen boven zijn levenloos lichaam kneed
zijn lichaam aangekleed met ijskristallen
wijl zijn handen kwart voor twee uitwijzen,
de linker hand wijst tapi-pei aan
daar waar zijn rechter richting zijn schepper wijst
de winterlucht biedt je zijn ogen aan
die je een tafereel beschrijven, waar zelfs
het fel geel diep blauw ademt,
en de huilende wind die zijn stilte schreeuwt
tussen het lage drukgebied door,
daar de bijtende koude zijn laatste wens kerft
in je ingefluisterd oor