Hoe koud de sneeuw op blote voeten
Liep en danste ik mezelf erdoor
Overtuigd dat dit ooit zou moeten
Vergaan tot water, en als ’t weer vroor
Tot ijs dat eindelijk harder was
Dan de sneeuw, zelfs regen, die
Het ooit was geweest; een plas
Die zichzelf hardde, en bij wie
Ik in vergelijking nog een vlok
Van sneeuw was, hoe zacht en
Breekbaar ik zelfs nu, ad hoc
Altijd was en nog steeds ben
Ergens daar vanbinnen in de kern
En dat in tegenstelling tot het lichaam
Dat erover waakt hoe ik hopelijk intern
Toch nog steeds een hoop warmte beraam