Krabbelend met haar pootjes
achter haar kleine donkere oogjes
zit zij opgeblazen als een ballon
haar ogen lijken stuurloos
toch haar kopje beweegt als een robot
snel en krachtig, links, rechts en vooruit
soms duikt haar kopje naar beneden
of schiet onder haar vleugel
en pikt ze haar zelf schoon
haar staart gaat recht omhoog
witte klodders vogelpoep
bevuilen de net schone was
haar kopje verdwijnt voor de rust
diep in haar borst
enkele seconden want het heeft beestjes
de buurvrouw tikt me aan
je schrijft toch niet over veulpoepers
die vette dikke mussen
stil heb ik me teruggetrokken
zelfs de wilde duif krijgt een ode
want een duif is geen mus
nog steeds heb ik de vraag
hoe die domme beesten
toch steeds weer hun hok vinden.
18-04-‘02/13:43