De hoge bomen peinzen langs de perken
van het plantsoen, het hart van deze stad
en grijze muren van eeuwenoude kerken
steeds statig en voornaam, niemand die ze beklad
de hoge toren luidt zijn bronzen klokken
sinds mensenheugenis, een beierend refrein
hier stond mijn wieg, hier klapte ik m' aan moeders rokken
hier is 't waar ik tot m'n laatste snik zal zijn
wat eens was komt nooit terug
verzonken in 't verleden
wat nu is, dat is wat telt
dus laat het maar zo zijn
ik zie de IJssel traag en talmend voorbij stromen
de enige die blijft, als ieder is gegaan
was 't vroeger beter? ach, 'k zou het echt niet weten
die heilige vooruitgang is toch vooral wat telt
en hoe het was, ben ik soms zowat vergeten
want alles jaagt maar door, je huis, je haard, je geld