Ik dacht dat mijn tante
naar ons luisterde.
Ik dacht dat mijn tante
ook wat ging helpen.
Ik dacht dat mijn tante
om iedereen gaf.
Ik dacht dat mijn tante
niet tegen mij ging schreeuwen.
Ik dacht dat mijn tante
niet zo egoistisch was.
Ik dacht dat mijn tante
niet zo vals was.
Ik dacht zoveel over mijn tante,
maar het was een verkeerde gedachte.