De Overwinnaar
Zijn lichaam kan het niet meer aan,
zal het nu snel begeven,
gemartel, wreed, heeft niets misdaan
dan werken aan een beter leven,
voor vrouw en kind, voor iedereen,
geknecht door het gelaarsde been.
Zijn lichaam trilt, verkrampt van pijn,
de kracht vloeit uit zijn leven.
Verstarde grijns, wit van venijn,
de beul vernietigt, is bedreven.
Zijn lichaam, ontdaan nu van het
menselijk leed, draagt uit de zegepraal.
De tronie van de beul blijft wreed,
hij de verliezer, zielig en banaal.
Op zijn gebroken lichaam ontkiemt
het zaad, dat vreugde zal hergeven,
rechtdoend aan het groot verraad.
Zijn volk zal blijven leven,
vermorzelend het kwaad.