in 't smeulend haardvuur in de kamer
lag treurig en alleen een vonk
traag tikt de tijd, kil als met een hamer
tot plotseling een stemmetje klonk:
"k verlang zo naar je warme sferen
je straalt beloften naar m'n hart
laat mij je gloed toch kennen leren"
de vonk keek rond, wel wat verward
daar zag de vonk de druppel smachten
"o druppeltje, je maakt me dol
laat m' op je glans niet langer wachten"
ze grepen toen elkander vol
na 't hevig sissen en geknetter
de drup verdampt, de vonk vermoord
men heeft, behalve dat gespetter
nimmermeer iets van hen gehoord