Een spel.
Moe gestreden, maar toch naar mijn werk,
Veel flashbacks, ik ben slap, maar toch doe ik sterk.
Om te doen wat er van mij word gevraagd,
Elke dag word ik daarin uitgedaagd.
Als ik alleen ben, heb ik last van mijn herinneringen en gedachten,
Maar ik blijf doen wat anderen van mij verwachten.
Steeds een soort pijn ten hoogte van mijn borst,
En een koud gevoel, zo koud als vorst.
Ik kan om kleine dingetjes al veel verdriet krijgen,
Wat ik werkelijk voel dat blijf ik overal verzwijgen.
Ik zet de knop om en dender gewoon door,
Ik reageer zoals het moet als ik andermans verhalen aanhoor.
Ze zien mij allemaal als een vrolijke meid,
Maar niemand weet wat ik daarmee vermijd.
Ik weet dat ik dat spelletje heel goed speel,
Sommigen weten wel iets, maar ik vertel nooit te veel.
Ergens in mij voelt dat best fijn,
Omdat ik ook niet weet of en hoe ik mij zelf kan zijn.
Liever dat sterke beeld dan dat ze weten hoe het er echt aan toe gaat,
Want straks gaan ze me anders zien of word er over me gepraat.
Nu heb ik de touwtjes in handen,
En zal mijn verhaal nooit ergens anders belanden.
Ik ben wel bang dat ik het niet lang meer volhoud,
Zeker niet als die flashback blijven en dat gevoel zo aanhoud.
Het duurt niet lang meer en ik stort in,
Er nog tegen vechten heeft geen zin.
Moeier dan moe ben ik op dat moment gestreden…
En dan ligt daar op tafel, mijn verleden.
Dan zullen ze het allemaal al snel weten,
Waar ik al die tijd mee heb gezeten.
Welke beelden er steeds voorbij zijn gegaan,
En voor welke gedachten ik steeds heb gestaan.
Maar tot die tijd speel ik het spel,
Een tijdje red ik het vast nog wel,
Ik blijf doen zoals ze mij denken te kennen,
Ik speel het spel zoals ik mij zelf aan ben gaan wennen.