Ik zie je wel eens staan,
Ja daar op het perron.
Je kijkt droevig uit je ogen ,
Maar je bent heus niet dom.
Je hebt gaten in je kleren,
En je groene tas is kapot.
Je kijkt droevig om je heen,
Is je leven zo verrot?
Je hebt zulke lieve ogen,
Maar ze zijn vervuld met pijn.
Lieve jongen met je lieve ogen,
Waarom kun jij niet gelukkig zijn?
Je handen zoekend in je zakken,
Opzoek naar een sigaret,.
Als je leven zo verrot is,
Waarom ga je dan niet in verzet?
Is er op deze wereld werkelijk niemand,
Niemand die je kan troosten?
Niemand die jouw kan helpen,
En waarmee je samen op het leven kan toosten?
Heeft het leven je dan niks meer te geven,
Geen vreugde en ook geen blijheid.
Heb je geen moeder meer,
Of heb je alleen nog maar de vrijheid?
Lieve jongen als ik je de volgende weer zie staan,
Dan beloof ik je om een arm om je heen te slaan