Ik zag een nar, ik zag zijn mooi gelaat
bij een gondel in een waterstraat.
De vreemde glimlach van zijn dode zwarte ogen
heeft mij tot in mijn hart bewogen.
Hij is het dwaalspoor van verlangen
met zijn bolle gouden wangen.
Achter het kajuitsraam van zijn boot gevangen
peilt hij de diepten van de stad.
Het is geen gemis dat ophoudt op het water:
hij kijkt en ziet het nu en later
en spot met al die gekheid in vergane dingen,
in dromen zacht van hoop en vol herinneringen.
Neem alles met je mee,
vaar door Venetiƫ, vaar op de zee
en tel de sterren die aan de hemel staan
alvorens je lach als een schim zal vergaan.
Ronny Castelein