De straat
De straat is z`n domein
in zijn zwervend bestaan.
Nergens anders kan hij zijn,
hij heeft geen huis, geen baan.
Geen vrouw die op hem wacht.
Door een ieder op straat veracht.
Geen bed om rust te vinden,
maar een doos onder de linden.
Zo zwerft hij van straat naar straat,
onverschillig waarheen die gaat.
Door een ieder gemeden
leeft hij als onkruid in `t Hof van Eden.
Omzien heeft voor hem geen zin,
hij mist de moed voor een nieuw begin,
er is geen hoop als voedingsbron.
Zijn toekomst kent geen horizon.
Nacht en dag zijn voor hem even,
hij leidt een zwerversleven.
Het enige dat hem nog baat
is de hulp van een heilsoldaat.
DdJ.