Ze schreeuwde
En schreeuwde maar.
In die schreeuw lag iets dieps,
Het had boosheid,
Machteloosheid.
En er klonk zoveel haat in zoveel haat.
Maar vooral heel triest.
Ze stond er helemaal alleen,
Met haar vier schaduwen
Niemand keer naar dr.
En als ze keek kreeg ze vuile blikken.
Niemand hielp haar,
Ze voelde zich zo ellendig.
Zo eenzaam.
Zo ontzettend eenzaam,
Is niet te beschrijven,
Haar schreeuw om hulp.