Sprookje II
Ik heb de sprookjesprins ontmoet, diep in de nacht,
terwijl hij vol verlangen in de ruimte keek
naar een gezicht, mijn kind, dat op het uwe leek
en met een hart, mijn kind, dat naar het uwe tracht.
En hij vertelde mij dat hij u had gezocht,
maar dat een boze fee hem op een dwaalspoor bracht
zodat hij duizend lange jaren dag na nacht
vergeefs uw lieflijk beeld gevolgd had op zijn tocht.
Maar toen ik hem vertelde van uw liefde
lag er een somber en droef waas op zijn gezicht
en hij reed weg, alsof mijn woord hem griefde,
langs het verkeerde pad! En in het vale licht
zag ik een schim die van de boze fee moest zijn
en schokkend sneed haar lach in mij een vreemde pijn...