Als wind over golven, vlaktes en bergen hoog,
streelde ik je huid. Mijn liefde bewoog.
Licht zalvend als briesje over lentegras,
ging mijn hand van hier naar daar.
Over jou zachter dan satijn.
Werkelijk het was een liefdesgebaar.
Het was heerlijk samen te zijn.
De wereld draaide in je richting.
Ze danste van geluk.
Spijtig, dit alles liep stuk.
Waarom kuste je als je mij niet mint?
Waarom ging je zacht door mijn haren?
Wat is er misgegaan?
Heb ik de verkeerde koers gevaren?
Is het daarom gedaan?
Gevoel sijpelt door mijn aderen.
Kou gaat door mijn vingers.
Mijn hand is weer alleen.
De lucht is kil.
Niets beweegt.
Het is windstil.