Als ik naar buiten tuur,
en de vogels hoor fluiten,
wetend dat het zonnetje schijnt,
weg zink in mijn gedachtes.
Denk ik aan een mooie tijd,
zonder pijn, zonder verdriet,
genietend van dat,
vergeet hoe laat het is.
Steeds verder weg zakkende,
droom ik weg in mijn gedachtes,
Tot zover, ik slaap,
slapend voor het raam, in de zon.
Nog denkend aan een mooie tijd,
hoor ik de vogels nog fluiten,
Steeds dat het verder gaat,
des te meer ik weg zak.
Als het moment aangebroken is,
En ik niet meer ontwaken kan,
Geniet ik pas echt van het moment,
Het mooie moment van rust.