De kat, de hond en het konijn.
Gehaast drukt de kat met het rode vestje zich door het luikje naar binnen.
Op het dikke wollen tapijt rekt de hond met de groene strik zich triomfantelijk uit, waarna hij nog met slaap in de ogen naar de kat staart die in gevecht was geraakt met rode vestje.
‘Waarom beste kat, wil je verlost worden van dat vestje?’
De kat staakte zijn worsteling en staarde schaapachtig naar de hond. Waarna en niet veel later een brede grijns verschijnt met kleine pret oogjes.
‘Wel, beste hond. De stier van hier naast heeft weer eens een ochtendhumeur, nadat ik mijn nagels in zijn vel had gezet, natuurlijk. Nu is hij zo kwaad, dat mijn rode vestje nog meer woede bij hem op brengt’.
De hond zuchtte en schudde zijn kop, terwijl de kat zijn worsteling voort zette.
Verbaasd hief hij zijn hoofd op toen er het konijn met het gele broekje en stropdas naar binnen kwam rollen door het luik en tegen de klok tot stilstand kwam. Zodra hij gestopt was met rollen, stond hij direct op en begon zijn broekje uit te trekken.
‘Waarom beste konijn, trek jij je broekje uit?’
Het konijn stopte met zich uit te kleden en keek de hond aan.
‘Wel, beste hond. Ik ben een wit konijn en aangezien ik geel draag is dat te opvallend voor de jagers hier in het woud. Zo ben ik een lopend doelwit’.
Weer schudde de hond zijn kop en legde zich weer neer op het tapijt.
Toen de kat en het konijn zich verlost hadden van hun kleren, slopen ze de kamer in en staarden naar de hond. De kat deed een paar stappen naar voren en trok aan de strik waardoor de hond geschrokken wakker werd.
‘Waarom beste hond, draag jij nog steeds die strik?’
‘Wel, beste kat. Omdat mijn baasje dit nu eenmaal mooi vind’.
Het konijn sloop ook naar voren en bekeek het lint.
‘Waarom beste hond, trek je die strik niet uit? Hij is lelijk, beschamend en is hinderlijk als je gaat jagen’.
‘Wel, beste konijn. Dat zal wel meevallen’.
Even geeuwde hij en rekte zich uit.
‘Wel, beste kat en konijn. Ik ga mijn dagelijkse ronde doen’.
Waarna hij niet veel later door het luik naar buiten rende met de frisse lente wind door zijn haren. Eenmaal aangekomen in het bos rook hij direct de geur van de vossen en niet veel later vond hij ze ook. Een groepje prachtige rode vossen, zaten druk met elkaar te kaarten. Toen ze eenmaal de hond in de gaten kregen keken ze verschrikt op en wilde vluchten totdat ze de strik zagen. Een jonge rode vos gierde het uit van het lachen.
‘Moet je nou eens kijken! Een jachthond met een strik’.
De anderen vossen barsten in lachen uit. Terwijl de hond zich schaamde voor zijn vertoning. Met zijn staart tussen zijn benen vluchtte hij weer naar huis. Eenmaal door het luik gekropen vond hij de kat en het konijn voor de openhaard. Beiden staarden hem aan en zagen de staart tussen zijn benen. De kat grijnsde breed.
‘Wel, beste hond. Een goede jacht gehad?’
‘Het was afschuwelijk! Ze lachten me allemaal uit. Jullie hadden gelijk, ik moet verlost worden van deze strik’.
Met zijn tanden greep hij het lint vast en trok hem van zijn hals, waarna hij hem met een zwoel gebaar in het vuur gooide. Tevreden keek hij de kat en het konijn aan.
‘Zo en laten we nu maar eens gaan theeleuten’.
Fantasy 10-05-2010