waar ik ook kijk overal in hij
is het leeg en niets beweegt
een jas pakt de onbekende fiets
verdorie dat is zeker de mijne
de straten verkopen stenen praat
kranten zwaaien in mijn zicht
zet je benen door de voorruit
op het wad, ja die ondergelopene
molentjes vangen goedkoop de wind
willen waaien over de landerijtjes
de wolken staan weer opgestapeld
rondom de krakkemikkigste boom
wat doet die vastgehouden vrouw
in al haar eenvoud hier en nu
in mijn ronde bad zit hij vol van
sleept de zee mij bij de lokken
de ruimte is te verdacht bij nacht
en niemand is nog op zijn plaats
drijft mijn binnenbandje met hem
langzaam tot wat nat en droever
wil ik over de muur heen kijken
pak de trap, of ladder kan ook
de vlakte vol zandwegen klapt
en in mij blijven gezichten ver