Mij in een kaartenhuis van spiegelglas bevinden
Door de openingen kijk ik naar haar en afvragend wat de realteit is
Ik heb vertrouwen in haar, respect en bewondering
Door alle omstandigheden prik ik door alles heen en zie ik nog altijd wie zij is
Ze is voor mij een roos, mooi, fijn om aan te ruiken, voorzichtig zijn met vastpakken
Maar ik voelde me buitengesloten, me gevangen in een kaartenhuis
Voor haar bestond ik, maar voor de rest was ik slechts een vriend
Ik kon me niet te veel bewegen, geen kus in het openbaar geven,
Bewoog ik me te veel en wou ik naar haar dan viel het gebouwde kaartenhuis in elkaar
De stukjes van het huis kregen voor mij langzaam een plek De realteit kwam onder ogen, ik zag me zelf vastgebouwd
Het enige wat ik nog kon doen, was het kaartenhuis omvergooien
De harde hand nemen en alle spiegelstukjes kapot slaan Mijzelf bevrijden, de illusies laten gaan en het respect voor mijzelf laten bestaan