Schoenen uitgeschopt, tranen woest weggeveegd
het voelen verstopt achter waden, vervloek al het leed
tot aan stukken geslagen, zo fragiel bleek wit te zijn
zo dat het nu leegvloeit en naschrijnt, rust in
het niets zijn, kleurloos als vergeten bezweringen.
Mijn terugkeringen zijn nu tot niets vervaagt, want
nooit zal ik er weer naar keren, met wat ik nu weet,
mijn vertrouwen bleek op niets gebaseerd, zielendans
schaduwwalsend verblindt door de onomkeerbaarheid.
Nu het te laat is kan ik de tijd niet meer inhalen
eeuwig blijft het verwijt zwijgen dat ik niet was
wat, zo bleek later, ik daarna ook nooit zal kunnen zijn.
Het einde komt eerder, ik zeg het je, op een tijdstip waar je van schrikken zult
want dan zul je je realiseren hoe breken voelt
ja, dan zullen we willen dat alles anders was, maar
echt,
dat is het niet.