Zijn vingertop glijdt voorzichtig langs mijn kaaklijn naar mijn hals en ik glimlach als ik op de achtergrond de zachte tonen van muziek de sfeer voel vervolledigen. Ik heb me nog nooit zo bewust gevoeld dan als hij zijn aanraking laat dwalen over mijn lichaam. Het geeft mij het idee dat heel mijn innerlijk heeft geaccepteerd dat het voor even tot een ander behoort. Dit zijn de momenten waarop ik wou dat ik ’n kat was. Ik zou met plezier dat gespin en gekronkel willen proberen om te laten zien wat dit met me doet, maar ter vervanging krijg ik een laatste rilling die zich in snelheid verspreid tot aan zijn vingertoppen. Voorzichtig heft hij zijn hand op. Ik zie de twijfeling als hij rustig mijn kin vast neemt en mijn gezicht naar het zijne brengt. Hij kijkt me aan met zekerheid, maar even goed bezorgdheid en laat zijn blik afdwalen tot deze rust op mijn lippen. ‘Wat is er?’ Zijn vingers vervolgen zijn gedachten en balanceren voorzichtig op mijn onderlip. Ik neem zijn aanraking weg en leg zijn hand in de mijne als ik antwoord ‘ Ik denk dat ik zo even gelukkig ben’ Ik sluit mijn ogen en glimlach opnieuw als ik voel hoe zijn gezichtsveld de focus verliest en verder glijdt naar mijn borsten. Hij ademt zijn laatste beetje stress uit. In de volgende adem fluistert hij, meer tegen zichzelf dan tegen mij: ‘En zo hoort het’. Ik kan in zijn stem probleemloos horen dat de hoeken van zijn lippen zich ongegeneerd tot ’n glimlach opkrullen. Enkele uren passeren, doodstil. Een ander ogenblik zou er een spanning ontstaan van ongemakkelijkheid, maar nu niet. De stilte maakt net dat alles gezegd is. Alles is vereenvoudigd tot dit moment, zo simpel dat er geen uitleg aan vuil gemaakt hoeft te worden. Het is onnodig na te denken, maar als ik me concentreer merk ik hoe een warmte in impulsen door me heen stroomt. Ik vraag me afwezig af of dat gewoon maar ’n poëtisch gevoel is of dat ik oprecht voel hoe de endorfine het van het nadenken overneemt. Ik hoef geen antwoord.
Denk nu zomaar niet dat ik naïef ben te geloven dat dit eeuwigdurend is of dat ik spreek van grote liefdes. Het is enkel deze nacht dat mijn hartslag enkele passen in versnelling gaat. Of misschien zelfs dat niet eens. Als ik straks weer wandelen ga door straten en voorbij huizen en hij kruist toevallig eens mijn pad, dan is er niets meer dat mij in verroering zal brengen. Wie weet voel ik zelfs de nood niet eens te glimlachen. Daar is ook geen behoefte aan. Ik spreek liever in momenten dan in langdurige fabels. Nooit zou ik willen dat mijn geest gewend geraakt aan dit soort dagen. Stel je voor dat ik vergeet hoe gelukzalig deze opname is of dat ik dit plots als een verplichting zie. Waar brengt mij dat? Niet dichter bij geluk. Niet verder van eenzaamheid. Ik vraag me vaak toevallig af wat mij dan wel eens gelukkig maakt. Ik kan dan uren denken, vergissen en vooral vergeten wat ik zoek. Als ik het me nu snel en vaag eens bedenk, lijkt het echter kristalklaar. Het is niets concreets. Het is niets dat ‘goed’ is of ‘ fout’ is of zelfs niets dat benoemd kan worden. Het is dat moment waarop alles zo eenvoudig wordt, dat zelfs al is het in werkelijkheid een complex, je niet snapt wat er nog te missen valt. Dat moment dat je denkt ‘en zo hoort het’, maar niet voor altijd.