Ze zit op haar knieën
maar kijken kan ik niet,
naar haar smeekbedes en vragen
ik begrijp het evenmin.
Ze lacht en de hele
wereld opent zich
ze heeft me meegenomen
in bossen, rivieren, bergen,
de lucht en het vuur is ons niet onbekend.
In de vechter woont het weeskind
dat leeft van drank en tranen
en door mijn bloed schreeuwt zij
voor vergiffenis en meer van mij.
Ze kijkt en zicht krijgt
een andere betekenis
ze heeft me geholpen
door dalen, tunnels, oceanen
de pijn en en het bloed gaat aan haar voorbij.
Ze kust mijn rode ogen,
haar wegduwen zal ik nooit
maar ik vertrouw mij niet
zoals zij mij vertrouwen kan.
(een oud gedicht, ongeveer een jaar geleden geschreven)