Diep in mijn slaap,
Waar ik mijn hart opraap,
Loop ik in een donkere bos,
Met de meest verdrietige dingen.
Daar is iedereen de klos.
Zoals de vogels die niet zingen,
Waar ik mijn weg kwijtraak.
Voor het rennen van gruwelijke situaties,
En de voetstappen die ik maak,
Zijn de stukjes hoop die ik verlies.
Dus vergeef mij,
Voor de wanhoop,
En de verkeerde weg,
Die ik alleen loop.