Starende ogen waken in emotieloos bestaan
Helder licht dat zijn weg vindt in het duister
Het brandt nu het zicht onthutst is en vergaan
Aan 't bed gekluisterd
Went zij zich tot de grenslijn aan
Muziek praat haar geruis door te harde klanken
Zij die schreeuwt creƫert onafgebroken pijn
Toegestoken adem voedt zich aan het verloren zijn
Lachend weer bedanken
Voor het lot waaronder ze lijdt
Trouw is enkel de klok, haar ziel tikkend door de jaren
Wijzers waarop ze zweeft naar ander tijdsbesef
Verlangend naar nieuw begin zal ze elk uur bewaren
Terwijl kleuren worden verzameld
Verdwijnt het duister rond haar bed