Als klein meisje wist ik dat ik het niet kon winnen.
Wat kon ik tegen zo’n grote man beginnen.
Ik speelde noodgedwongen zijn spel mee,
Dat ene spel wat mijn vader opstelde voor ons twee.
Hij vond ons blijkbaar twee gelijken,
Maar je mag een kind en een volwassene toch niet vergelijken?
Hoe kun je ooit winnen van zo’n oneerlijke tegenstander,
Is er wel eens een kans als je veel zwakker bent dan de ander?
In mijn hoofd speelde ik daarom mijn eigen spel,
Want als hij spelen wou, dan moest ik dat wel.
Wat winnen was in mijn ogen dat weet ik niet,
Maar t gevoel van verliezen ken ik en doet me nog steeds verdriet,
Ik voel nog steeds die kinderlijke onmacht,
Hij was te zwaar, had te veel kracht.
Ik had te veel pijn en was te bang voor wat er nog meer gebeuren kon,
Ik was te klein waardoor hij zijn spel elke keer weer won.
Ik mocht alles doen behalve huilen of ook maar iets weigeren,
Deed ik dat wel, begon hij te steigeren.
en speelde hij zijn spel nog gemener,
Dan werd hij in alles nog obscener.
Nu doet hij niet meer mee en speel weer ik mijn eigen spel,
Verliezen kan ik niet meer, bang maakt dat me wel.
Ik ben gewend om spellen te verliezen,
door anderen boven mijzelf te verkiezen.
Nu zie ik hem nog steeds in gedachten zijn spel spelen,
Ook al hoort het nu bij mijn verleden.
Ik denk er vaak aan, soms uren achter een,
Dan zeg ik; hij is er niet echt, je bent nu alleen.
In mijn gedachten speelt hij zijn spel en verlies ik elke keer,
Ik zeg vaak; Kirsten hij is er echt niet meer.
Maar verliezen doe ik nog steeds elke dag,
Want praten durf ik niet, over zijn gedrag.
Ik weet niet hoe ik de regels van zijn spel kan uitleggen,
Ik weet niet wat ik over zijn gedrag kan zeggen,
Winnen zal ik als ik mijn angsten aan kan.
Verliezen doe ik dan nooit meer van die nare man…